Over draaitafels en platenspelers wordt al vele tientallen jaren veel gesproken, gediscussieerd en geschreven. Het leek me leuk om hieronder ‘weten en weetjes’ op te schrijven; gewoon omdat het leuk is om te weten en omdat het lezen erover, hoort bij onze hobby: muziekbeleving waarbij als bron het geliefde vinyl gebruikt wordt.
Wij als AUDIO21® hebben een select clubje specialisten om ons heen verzameld, waarbij het doel niet is: ‘elkaar aftroeven’, maar waarbij het doel is: van elkaar leren- en doorgeven. En voordat ik iets anders suggereer: ik weet ook niet alles. NB; ik weet LANG niet alles. En NIEMAND weet alles. Zo; dat is eruit.
Part 1: Vandaag over ‘Tracking’ en ‘Tracing’.
Bij het aftasten van een LP, zal de naaldtip zowael optimaal met de groefwanden in contact moeten blijven als zoveel mogelijk informatie moeten uitdiepen. Die twee taken worden het beste benoemd met de Engelse termen ‘Tracking’ en ‘Tracing’. Die twee taken gaan niet altijd hand in hand. Dat betekent dat er elementen met een conische naaldtip zijn die beter zullen tracken dan sommige elementen met een fijner tip-profiel. De laatstgenoemde zou desondanks voor een betere tracing – met name van de hoge frequenties- moeten zorgen.
Tracking.
Tracking geeft aan: bij welk amplitudebereik blijft het element nog correct sporen. Om deze ’tracking’ te testen, zijn er test elpee’s met speciale ’torture tracks’. Deze hebben stapsgewijs een oplopende uitsturing, meestal van 0 tot 100 micron.
De beste ’trackers’ onder de elementen blijven onvervormd de groef aftasten bij zo’n 80 micrometer. Sommige van de beste trackers allertijden komen uit de jaren ’70, waarmee de technische know-how van vroegere ontwerpers maar weer eens wordt onderstreept. Begrijp me niet verkeerd; hoewel ik erg van sommige klassiekers hou, raad ik af om blindelings voor de klassieke technologie te kiezen. Net zoals het naar mijn mening niet goed zou zijn om als automatisch te kiezen voor de aftaster met ‘het scherpste diamantje’.
Voor een optimale tracking is een goede arm met element combinatie van belang. Die combi zal namelijk een bepaalde resonantie-frequentie hebben, die wordt bepaald door de compliantie van het element, de massa van het element en de effectieve massa van de arm. (overigens wordt de effectieve massa van een toonarm gementen zonder contra gewicht en zonder element). De resonantie frequentie moet liefst boven de 8 Hertz en onder de 15 Hertz blijven, zodat het niet overeenkomt met bijvoorbeeld de veer-frequentie van een sub-chassies. Of het frequentiebereik van het element.
Tracing.
Met tracing wordt het eingenlijke aftasten van de modulaties in de groefwanden bedoeld. Een naaldtip met een fijner profiel zal de kleinste (hoogfrequente) modulaties beter kunnen volgen waardoor er meer micro-informatie wordt uitgediept; ofwel getraced. Behalve een zeer fijn tip-profiel is een lage ’tip-massa’ noodzakelijk om hoge frequenties accuraat af te tasten. Met de tipmassa wordt de gecombineerde -effectieve- massa van het dynamische gedeelte van een element bedoeld, in het geval van een MC element is dat de naaldtip, het cantilever met de daaraan bevestigde spoelen en -gedeeltelijk- de ophanging.
Naaldtippen zijn in vele genuanceerde uitvoeringen verkrijgbaar, elk met hun eigen benaming. Maar in feite zijn er drie hoofdvormen: 1. conisch, 2. elliptisch, en 3. fine-line. Vroeger werden naaldtippen zowel uit saffier als diamant vervaardigd, maar tegenwoordig hebben we hoofdzakelijk met diamanten tippen te maken. De meer kostbare tippen bevinden zich aan het uiteinde van een ‘nude shank’ (massieve diamanten staaf), terwijl laag geprijsde tips vaak op een (metalen) drager zijn aangebracht.
Qua slijpwerk kan worden gesteld dat conisch de meest eenvoudige en micro-ridge de meest complexe vorm is. Veel professionele aftasters hebben een hoogwaardige, nude-shank diamant met een ronde naaldtip. Elliptisch is de volgende stap voor wat betreft de verkleining van de laterale horizontale contactvlakken met de groefwanden. Dankrij een slanker zij-profiel ontstaat een verbeterde ’tracing’. Oftewel: aftasting van de kleinere nuances. De meest beroemde elliptische tip is de Japanse ‘Vital’, die men aantreft onder fameuze aftasters, zoals die van Supex, Linn en Shelter. De fine-line tip is de meeest extreme naaldvorm, die overigens al uit de jaren ’70 stamt. De horizontale profiel-verschillen tussen conisch-, elliptisch en fine-line zijn eenvoudig weer te geven:
Leuk om te weten; in 1971 werd Quadraphonie geintroduceerd, een principe wat was gebaseerd op het CD4-systeem (een voorloper van Surround-weergave). Eigenlijk niet voor te stellen, toch?
De Shibata-tip kan zeer hoge frequenties met minimale vervorming aftasten en heeft een positief, relatief slijtarm contact. Deze tip inspireerde vele ontwerpers om een eigen naaldtip met een superfijn contactoppervlak te ontwikkelen.
In de ‘geschiedenisboeken’ over naaldtippen, komt u vast tegen: bi-elliptisch, hyperbolisch of andere termen. De uitiendelijk meest gebruikte term is toch ‘fine-line’ geworden.
De Shibata is echte rniet langer de meest extreme tip; de Microridge tip van Dynavector (zie tekening hieronder) gaat nog een stap verder met een ultra-slanke horizontale radius (2 micron) van de contactvlakken die als kammen uit de diamantschacht steken.
Er zijn fine-line tippen waarbij men heeft gepoogd om de vorm van een snijbeigel zo dicht mogelijk te benaderen, zoals de Replicant en de Ortoline 100 (Ortofon), die praktisch geen rondingen meer hebben, maar eerder uit een verzamelijng van driehoeken bestaan. Ultra-fine tipvormen zijn vaak geweldig in het uitdiepen van de kleinste details. Of u dit beter- of muzikaler vindt, is aan u.
Een element met zo’n tip is erg gevoelig voor de VTA (Verticale aftasthoek in de lengte as) en Azimuth (verticale stand in de laterale as). Nb. een optimale azimuth is natuurlijk 0 graden, maar in praktijk eigenlijk onmogelijk, omdat LP’s over hun straal gemeten, meestal golvingen in het oppervlak hebben. Overigens is wat dat betreft de manier waarop de Avid draaitafels gemaakt zijn, waarbij de op een bepaalde manier aangedraaide puck, de plaat ‘plat’ drukt, in het voordeel.
Het is van belang dat een element optimaal wordt afgeregeld, want zelfs bij onvlakke platen, worden dan toch betere prestaties verkregen. Hoe dichter de naaldtip de vorm van een snijbeitel benaderd, hoe beter het contact met de groefwanden, maar dergelijke tippen zijn tegelijkertijd kritischer ten opzichte van de afregeling van het element den de toonarm.
En om het toch weer moeilijk te maken: Een element met een perfect uitgelijnde en bevestigde generator, cantilever en elliptische tip, kan voor een meer coherente en schonere weergave zorgen, dan een minder zorgzaam gemonteerd element met een niet perfect uitgelijnde fine-tip.